2FG coaching en advies

Wetenschappelijk bewijs waaruit blijkt dat 2% van de populatie hoogbegaafd is en ongeveer 20% hoogsensitief.

Er is ruime wetenschappelijke onderbouwing voor het vaststellen van het percentage hoogbegaafden (ongeveer 2 tot 2,5% van de bevolking) en het percentage hoogsensitieven (ongeveer 15 tot 20%). Hieronder staan citaten uit toonaangevende bronnen, van auteurs en onderzoeksinstituten in Nederland, waaronder het CBO (Centrum voor Begaafdheidsonderzoek, Radboud Universiteit), Renzulli, Mönks en recent onderzoek naar hoogsensitiviteit van onder andere Van Hoof en Greven.

Percentage hoogbegaafden (HB)

Wetenschappelijke consensus in Nederland volgt vaak het criterium van een IQ van minimaal 130 als basis voor hoogbegaafdheid.
Dat komt overeen met ongeveer 2 tot 2,5% van de populatie.

  • Met behulp van de normaalverdeling van intelligentie is het mogelijk om een indicatie te geven van het percentage leerlingen waar het om gaat (Gagné, 1998), een IQ tussen de 130 en 145 (hoogbegaafd) en dat is 2,3% van de leerlingen.
  • In Nederland zijn er in het primair onderwijs ongeveer 37.000 hoogbegaafde leerlingen (met IQ vanaf ~130 of meer).
    Dit is ~2,5% van de ~1,5 miljoen PO leerlingen, volgens het CBS.
  • Hoogbegaafdheid komt ongeveer bij 2,5% van de bevolking voor. Ongeveer 0,1% is uitzonderlijk hoogbegaafd en heeft een IQ hoger dan 145. We spreken dan van Triple 9 (99,9e percentiel, zie ook de Triple nine society).
  • Ongeveer 2,5 procent van de bevolking is hoogbegaafd. In Nederland komt dat neer op ongeveer 430.000 hoogbegaafde mensen.


In de wetenschap wordt al langer niet alleen het IQ van minimaal 130 als criterium voor hoogbegaafdheid gehanteerd. Zo beschreef Renzulli in het triadisch model een reeks van factoren die samen verantwoordelijk zijn voor hoogbegaafdheid. Mönks voegde daar nog belangrijke omgevingsfactoren bij, zoals het gezin, de school en peers. Heller laat in het multifactorenmodel zien dat hoogbegaafdheid moet worden begrepen als een samenspel van vier onderling afhankelijke dimensies. Waarbij de talentfactoren het potentiële vermogen vertegenwoordigen. Hiertoe behoren onder meer intellectuele, creatieve, sociale, artistieke, muzikale en psychomotorische gaven. Het Delphi-model voor hoogbegaafdheid is ook wetenschappelijk onderbouwd, en is gebaseerd op consensus tussen experts via de Delphi-methode.

Wetenschappelijke onderbouwing van het Delphi-model

  • Het Delphi-model is ontstaan uit een kwalitatief onderzoek waarbij twintig experts op het gebied van hoogbegaafdheid in Nederland in meerdere gestructureerde rondes hun visie gaven op de kernkenmerken van hoogbegaafdheid.
  • De Delphi-methode is een erkende wetenschappelijke onderzoeksmethode waarbij consensus wordt bereikt door herhaalde consultaties van een expertgroep. Dit proces vond plaats in 2006-2007 en heeft geleid tot de consensus-beschrijving zoals die nu in praktijk en onderzoek wordt gebruikt.
  • De bekendste publicatie over het model komt van Maud Kooijman-van Thiel, o.a. in “Hoogbegaafd. Dat zie je zó!” en latere wetenschappelijke artikelen (Advanced Development en praktijkpublicaties).

Delphi-model in wetenschappelijke literatuur

  • Het model wordt beschouwd als een existentieel model van hoogbegaafdheid: “Een (hoog)begaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens, intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren.”
  • De zes elementen van het model zijn: snelle en slimme denker, complexe zaken aankunnen, autonomie, nieuwsgierigheid, gedrevenheid en een intens emotioneel leven.
  • De Delphi-methode geeft ruimte aan ieders individuele opvattingen omtrent begaafdheid, terwijl aan het eind van het proces conclusies op basis van consensus getrokken kunnen worden.
  • Het model is ‘meer omvattend’ dan veel gangbare IQ-gerichte modellen en wordt steeds vaker als referentiekader gebruikt in onderzoek en praktijk.

Ondanks de wetenschappelijke onderbouwing door (klinisch) onderzoek en de daaruit gedestilleerde modellen voor hoogbegaafdheid, is er geen consensus over één geldende beschrijving van hoogbegaafdheid. In principe is dat in de praktijk geen probleem. De verschillende beschrijvingen lijken vaak erg op elkaar en een aantal modellen kun je zien als opvolger van een eerder bestaand model. Nieuwe inzichten uit verder onderzoek vonden dan hun weg in het nieuwe model. Er is geen enkele twijfel over het bestaan van hoogbegaafdheid en een reeks ‘zijnskenmerken’ die hier in meer of mindere mate mee gepaard gaan.


Citaten en publicaties

In Nederland is in de periode 2006-2007 door middel van de Delphi-methode consensus gevonden en vastgelegd in het zogenaamde ‘Delphi-model van hoogbegaafdheid’.

Een relatief recente definitie is het zogeheten Delphi-model (gebaseerd op consensus van twintig experts op het gebied van begaafdheid).

Het Delphi-model is dus wetenschappelijk gefundeerd door het consensusproces (Delphi-methode) en wordt door experts, onderzoekers en kenniscentra in Nederland als een van de leidende en praktijkgerichte modellen gebruikt.

Percentage hoogsensitieven (HSP)

Er is wetenschappelijke overeenstemming dat 15 à 20% van de Nederlandse bevolking hoogsensitief is:

“Psychologen zijn het erover eens dat 15 à 20 procent van de mensen HSP (Highly Sensitive Person) is. Het is geen afwijking maar een persoonlijkheidstrek”, zei Professor Elke van Hoof (VUB, Vrije Universiteit Brussel) in een interview.

  • Wist je dat 15-20% van de mensen in Nederland Hoogsensitief is? (Overheidsbron, Rijksorganisatie)
  • Klopt de stelling dat 15 à 20 procent van de bevolking hoogsensitief is? Van Hoof: Daar ga ik van uit, omdat je het ook ziet bij dieren. Ook daar is 15 à 20 procent hoogsensitief. Zelfs bij hele kleine baby’s zie je het al. (Professor Elke Van Hoof, VUB)
  • Over hoogsensitiviteit is onder wetenschappers heel weinig bekend. Dat is vreemd, want zo’n 20 procent van de mensen is hoogsensitief. (Radboud Universiteit, Greven & Bakx, 2022)
  • Hoogsensitiviteit is wel degelijk wetenschappelijk aangetoond, door tientallen onderzoekers intussen.” (Elke van Hoof, VUB)

 

De percentages zijn gebaseerd op reproduceerbare metingen en worden onderschreven door gezaghebbende onderzoekers en universiteiten. Er zijn duidelijke klinische bewijzen voor het bestaan van HSP, en verschillende wetenschappelijke onderzoeken geven cijfers over het voorkomen van HSP bij hoogbegaafden.

Klinische bewijzen voor HSP

Professor Elke van Hoof (VUB) heeft bewezen dat HSP klinisch meetbaar is. Onderzoek met fMRI laat zien dat de hersenen van HSP’s bij opdrachten in meer gebieden oplichten, de zogenaamde “diepgaande verwerking”, wat wijst op een neurologisch onderscheid ten opzichte van niet-HSP’ers.

Van Hoof deed grootschalig onderzoek, onder meer bij 1500 volwassenen, waaruit bleek dat HSP’ers significant anders scoren op verwerking van zintuiglijke prikkels.

Hoogsensitiviteit (Sensory Processing Sensitivity) wordt in recente literatuur als fenomeen neurologisch en psychologisch onderbouwd en is geen “zweverig label”, maar een meetbare eigenschap.

Hoe vaak komt HSP voor bij HB

Een veel geciteerd onderzoek door Rianne van de Ven (Radboud Universiteit, ECHA-specialist) en Elke van Hoof vond dat 87% van de hoogbegaafde volwassenen ook hoogsensitief is. Het Instituut Hoogbegaafdheid Volwassenen (IHBV) en Erasmus MC bevestigt een percentage van rond de 77%. (Dit is waarom ik altijd het gemiddelde aanhoud van ~80%. -AM, 2FG coaching)

Uit ander onderzoek blijkt dat 10% van de hoogsensitieve personen hoogbegaafd is en rond de 20% van de gehele populatie hoogsensitief, afhankelijk van gebruikte definities en testen.

 

Citaten en publicaties

Wil je meer lezen over hoogbegaafdheid?
Scroll dan door naar de sectie “Om te lezen.”

Reageer hier:

Je kan hieronder een reactie achterlaten op dit artikel. Jouw reactie kan anderen helpen. Na goedkeuring wordt je reactie onder het artikel op deze website geplaatst. Het kan dus even duren voordat je reactie zichtbaar is. Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd maar is wel verplicht om in te vullen. Dit is om spam te voorkomen.

Over de auteur:

Dit artikel is geschreven door Arnout Mostert. Arnout is sinds 2001 bezig met hoogbegaafdheid en coacht sinds 2006 hoogbegaafde volwassenen, ondernemers en managers. Hij is inmiddels expert in de psychologie van hoogbegaafdheid, zoals de effecten van copingstrategieën en andere (psychologische) processen die op latere leeftijd tot problemen kunnen leiden. Natuurlijk kent hij de weg in deze complexe thematiek en biedt praktische handvatten voor minder twijfels en frustratie, meer zelfinzicht en zelfvertrouwen.

Ben je blij met dit artikel? Heb je er wat aan gehad? Ik hoop het, want daar schrijf ik ze voor! Het schrijven van artikelen kost veel tijd en inzet.
Met een donatie help je mij om meer van dit soort publicaties te kunnen schrijven. 

Om te lezen...

Hieronder vind je een lijst met links naar de artikelen die ik heb geschreven die met hoogbegaafdheid te maken hebben. De meeste artikelen gaan over processen die gerelateerd zijn aan hoogbegaafdheid en die leiden tot bepaald gedrag. Als je je eigen hoogbegaafdheid verder wil onderzoeken of je bent geïnteresseerd in hoogbegaafdheid omdat iemand in je omgeving hoogbegaafd is of omdat je beroepsmatig met hoogbegaafden te maken hebt, dan zijn deze artikelen zeker interessant voor jou.

Hoogbegaafd en dan? Afbeelding van een vijzel, gestileerd en in zwart/wit

Werken aan de acceptatie van jouw hoogbegaafdheid, deze onderzoeken, heruitvinden, vormgeven, omarmen en beleven, zodat je uiteindelijk er niet alleen last van hebt maar er ook de vruchten van kunt plukken.

Kenmerkenlijst hoogbegaafdheid bij volwassenen.

Wetenschappelijke onderbouwing voor genoemde percentages en in het verlengde daarvan van hoogbegaafdheid en hoogsensitiviteit zelf.

De specifieke problemen waar hoogbegaafden tegenaan lopen hebben vaak een andere oorsprong dan wat niet hoogbegaafden denken. Daarom vind ik ook dat een coach voor hoogbegaafden zelf hoogbegaafd moet zijn.

Pas jij je al je hele leven aan? Wees voorzichtig!

Er niet bijhoren is pijnlijk. En de gevolgen kunnen ingrijpend zijn.

Leg jij de lat voor jezelf ook zo hoog? En voor je directe omgeving onbewust ook?

Of: Waarom stop je als iets écht moeilijk wordt.
Is faalangst bij hoogbegaafden wel altijd ‘gewoon’ faalangst? Of is er misschien iets anders aan de hand..?

Het impostersyndroom; het gevoel dat je op elk moment ontmaskerd kunt worden en dat mensen erachter komen dat je eigenlijk helemaal niet weet wat je aan het doen bent.

Herken je dit: in de communicatie word je vaak niet begrepen en stapelen misverstanden zich op. Soms drijft het je tot wanhoop. Onbegrepen worden kan grote gevolgen hebben. Maak korte metten met de communicatiekloof!

Waarom hoogbegaafden vaak kritische vragen hebben en waarom ze die vragen lang niet altijd stellen…

Je bent wat je doet. Maar is dat wel een bewuste keuze? Hoe lang moet je dat dan blijven doen?

Je moet al jong kiezen voor één beroep. Wat nou als dat voor jou niet werkt?

Waarom voor hoogbegaafden een loondienstverband vaak niet werkt.

Over mensen inzetten waar hun kracht zit, over eigenaarschap en autonomie. Waar is onze innovatieve kracht?

10 richtlijnen voor het voeren van een écht gesprek…

In dit gratis e-boek vind je alle artikelen die ik tot februari 2025 heb gepubliceerd op deze website.